Scantechnieken en Bediening

Uitleg patiënten



Leg vooraf aan het onderzoek aan de patiënt uit wat u gaat doen en tijdens onderzoek waar u naar kijkt, dit vergroot het begrip en faciliteert de uitvoering van het onderzoek. U kunt bijvoorbeeld bij het 1e anatomische evaluatiepunt de zenuw en onderscheid met omliggend weefsel laten zien, voorts dat het mogelijk is om hem over een langer traject te vervolgen. Het echobeeld spreekt patiënt vaak meer tot de verbeelding dan de curves van bijvoorbeeld het EMG; toon begrip en vermijdt technische termen.


Positionering


Positioneren van de patiënt is het belangrijk om zowel uzelf als de patiënt te ontlasten, zo kunt u effectiever werken en voorkomt u overbelasting. Zorg dat het bed op de juiste hoogte staat, het echo-apparaat binnen handbereik en de patiënt in een ontspannen houding voor het specifieke scanprotocol. Enkele praktische voorbeelden: u laat de patiënt op een stoel zitten naast en armen rustend op het bed voor CTS, in zijligging op het bed voor ulnaropathie. Voorkom dat u veel moet reiken en dat de schouders van patiënt niet te veel belast worden (zorg desnoods middels kussens voor ondersteuning).

Draag er zorg voor dat u het onderzoek kunt uitvoeren in een voldoende verduisterde kamer, dat vergroot het contrast en vereist minder correctie van signaal versterking zodat discriminatie van weefsel optimaal mogelijk is. In een overbelichte is dermate veel correctie nodig, dat het weergegeven signaal op het beeld van de monitor van het echo-apparaat verzadigd is, waardoor goed onderscheid lastig is.

Hanteren echokop en bediening apparaat

Naast positionering (patiënt, apparaat en echografist), zijn er enkele vaste stappen voor het hanteren van echokop (inclusief kabel en gel). Iedere echokop heeft een markering, die overeenkomt met 1 zijde van het beeld om oriëntatie te standaardiseren. Het is raadzaam tussen verschillende onderzoeken en bij wisselen tussen links en rechts dezelfde indeling voor de probe te hanteren. Houdt de echokop tussen duim en wijsvinger, zodat de pinkmuis en pols kunnen rusten op het te onderzoeken lichaamsdeel. Dit geeft niet alleen haptische feedback in ruimtelijke oriëntatie, maar zorgt ook voor een robuuste houding om ontspannen te kunnen scannen en opnames te kunnen maken (losse afbeeldingen, panorama of filmpjes). Gebruik ruim met gel op de onderzijde (scandeel) van de probe en smeer tevens deel uit over het te scannen traject. De kabel kan hierbij om de pols danwel nek (bij voldoende lengte) gelust worden.

Kabelhygiëne tijdens onderzoek

Let bij de bediening van het echo-apparaat en de echokop op een aantal basale instellingen:

  1. Selecteer juiste echokop (indien er meerdere op zitten) en preset (gericht op echografie oppervlakkige structuren, zoals ‘MSK superficial’).
  2. Pas de diepte (depth) en ‘focus’ steeds actief aan op de ligging van de zenuw tov omliggende weefselstructuren.
  3. Adaptief scannen, waarbij stand van echokop bij het volgen van zenuw over het scantraject (bijv. pols tot oksel) steeds wordt aangepast zodat men deze loodrecht blijft insoneren en zn het contrast aanpast (bijv. minder verzadigd) icm de items onder punt 2 om de zenuw steeds zo optimaal mogelijk af te beelden.
  4. Bij twijfel over aard van het in beeld gebrachte weefsel, kan naast het dynamisch vervolgen (bijv. naar proximaal om pees van zenuw te onderscheiden) ook Color Doppler worden ingezet (bijv. om naburig bloedvat en zenuw van elkaar te onderscheiden voor begrenzing bij het opmeten van zenuwdikte).
  5. Met de “freeze” knop kan een afbeelding worden vastgelegd, maar met de trackbal van de meeste echo-apparaten is meestal ook nog een stukje terug te spoelen indien het beeld bij het indrukken van de knop net wat minder scherp is geworden.
  6. Voor het meten en annoteren zijn er niet alleen vaste knoppen, maar ook programmeerbare instellingen (handmatig (manual), ellips, afstand (distance) in bijv. verschillende eenheden (cm of mm), toetsenbord en preset van specifieke tekstlabels (bijv. links/rechts, medianus, carpale tunnel/onderarm/bovenarm, etc.)).
  7. Er is een aparte knop voor opslag, soms zijn er meerdere die programmeerbaar zijn (1 voor afbeelding en 1 of 2 voor videoloop al dan niet met afbeelding).

Scantechnieken en herkenning zenuw

Zorg dat u bekend bent met de (sono-)anatomie, gebruik anatomische landmarks als herkenning om te lokaliseren. Zenuwen hebben op echobeeld een typisch patroon:

  1. Transversaal een honingraatpatroon wat overeenkomt met de fascikels.
  2. Longitudinaal een buisvormige structuur met een gelamelleerd patroon (vergelijk met spoorbanen).

Uitzonderingen op dit karakteristieke patroon zijn de n. ulnaris midsulcus en n. radialis thv spirale groeve, omdat vezels daar anders getroffen worden zijn hier vaak echo-arm. Voorts ontbreekt in de plexus nog het fasciculaire patroon en zijn de elementen op echo ook vaak echo-arm. Vervolg de zenuw om dynamisch te discrimineren van bijvoorbeeld een pees, indien u hem kwijt bent gaat u terug naar laatste plek waar u hem goed scherp in beeld had.